Over De van Meegeren vervalsingen van Vermeer’s schilderijen

De van Meegeren vervalsingen van Vermeer’s schilderijen

Avondlezing door prof.dr. Arie Wallert (Rijksmuseum) georganiseerd door de Chemische Kring Zwolle.

Samenvatting
“De praatjes dat het zou geschilderd zou zijn door den schilder L. Nardus of van Meegeren zijn absurd. Ze mochten willen dat ze zoo konden schilderen….”

(The rumours that it could have been painted by the painter L. Nardus or Van Meegeren are absurd. They might wish that they could paint like that….). This remark in a 1926 Dutch newspaper is the first instance in which the name of Han van Meegeren is mentioned in connection with a case of forgery. This case ended up in a lively law suit. And technical issues were at the heart of it. During the case, probably for the first time in history, a thorough scientific examination of the pigments and binding medium used was the deciding factor.

Unintentionally, the lawsuit set out the path for the forgers to follow. It showed them the hurdles to take in order to get their fakes accepted. What did a forger have to do to take those hurdles? If one was to make a convincing Vermeer, the painting did not merely have to look like a Vermeer: it also had to be done with the materials that Johannes Vermeer himself would have used. Of course he needed to make a picture that looked convincing, and lure the experts into his proposition. But in order to do so, he needed to address a number of essential, and more material problems. Throughout his career as a forger, Han van Meegeren was concerned with these two basic issues: getting the appropriate pigments that would be fitting for Vermeer, and passing the alcohol test.
On 12 June 1945 Van Meegeren revealed that he, and not Johannes Vermeer was the author of the Supper at Emmaus. This met with disbelief. Therefore, Van Meegeren made another painting in the style of Vermeer: The Young Christ Teaching in the Temple. Only at the end of the year, judicial investigations started.
My presentation is about the technical tricks that Van Meegeren used to accomplish his fakes, and about the analytical methods used to detect them.

Curriculum vitae:
Prof. Dr. Arie Wallert studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Nog voor de verdediging van zijn proefschrift over technieken en methodes van middeleeuwse boekverluchting (Koorboeken en Kookboeken, 1991), kreeg hij een aanstelling als natuurwetenschappelijk onderzoeker voor het Getty Conservation Institute in Los Angeles. Hij werkte daar vooral aan onderzoek van de collectie van het J.Paul Getty Museum, in Malibu. Tevens werkte hij voor het Getty Conservation Institute voor zg ‘special projects’ (precolumbian textiles in Peru, prehistorical cave paintings in Baja California, conserveringsproblemen van de Dode Zee rollen in Jerusalem, reliefs van de Heilig Grafkerk in Jerusalem, het middeleeuws mosaiek op de buitenwand van de St. Vitus in Praag, etc.). Hij werkt sinds 1996 als natuurwetenschappelijk onderzoeker voor het Rijksmuseum. Hij heeft voor het Rijksmuseum verschillende tentoonstellingen verzorgd, en ook voor andere instellingen onderzoek gedaan.

 Hij publiceert veelvuldig in ‘peer-reviewed’ tijdschriften als Studies in Conservation, Zeitschrift für Kunstechnologie und Konservierung, Journal of the American Institute for Conservation, ArtMatters, Maltechnik, Journal of Synchrotron Radiation, Journal of Analytical and Atomic Spectroscopy, Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik. Ook publiceerde hij in het Bulletin van het Rijksmuseum. Hij participeert vaak in meetings van ICOM-CC, and ATSR (Art Technological Source Research), de International Symposia on Painting Techniques, Materials and Studio Practice, en Technart.

Hij werkt op dit moment aan (authenticiteits-)onderzoek naar de ontwikkeling van de vroege Vermeer, waarbij de verhoudings-studie van stabiele loodisotopen een belangrijke rol speelt.

Hij legt op dit moment ook de laatste hand aan een overzichtswerk over de methoden en technieken van de middeleeuwse schilderkunst.

Zijn belangstelling gaat vooral uit naar ‘kunsthistorisch’ onderzoek waarbij het fysieke object centraal staat.  Daarbij gaat het veelal over de relatie tussen techniek en stijl. Hierbij worden natuurwetenschappelijke methoden als röntgenfluorescentie, röntgendiffractie, spectrometrie, infraroodreflectografie, licht- en elektronenmicroscopie, micro-chemische analyse toegepast, veelal in combinatie met kunsttechnologisch bronnenonderzoek. 

Introducé(e)s zijn van harte welkom.